De Franschen in Bommel

Op dit forum zijn alle vragen en nieuwtjes welkom mbt de historie van de Bommelerwaard. Merk op dat genealogische en archeologische berichten beter in hun eigen forum geplaatst kunnen worden.

Moderator: josdekloe

Plaats reactie
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel

Bericht door Karen »

Ds. Joost Gerard Kist (Woerden, 12-08-1756 - Zaltbommel, 25-01-1815), predikant te Zaltbommel v.a. 1785, hield een dagboek bij waarin hij schrijft over de eerste negen maanden van aanwezigheid van het Franse leger in (de buurt van) Zaltbommel : “Aanteekeningen nopens het gepasseerde te Zalt-Bommel sedert 21 september 1794 tot 17 juni 1795”.

In het Streekarchief Bommelerwaard is hiervan aanwezig:
20 Archieven van de stad Zaltbommel (1293) 1327 - 1815

4. DOCUMENTATIE
4.1 Handschriften
4.1.3 Geschiedkundige aantekeningen

20/1162 Dagboek van Joost Gerard Kist, predikant te Zaltbommel, 1794 sep 21 - 1795 jun 17, 1 omslag
NB. Het slot ontbreekt. Gedrukt: Bijdragen en Mededelingen van de Vereniging Gelre (BMG), VIII (1905), blz. 454-501.


In het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad werd in 1932/1933, in 8 wekelijkse delen, uit het dagboek van Joost Gerard Kist gepubliceerd.
De aanvullingen (achtergrond-informatie / commentaar) uit 1932/1933 maken het naar mijn idee zo mogelijk nog interessanter om te lezen.
Ik weet dat dit dagboek bij de meeste forum-lezers wel bekend is. Dus voor hen die het (nog) niet kennen :

Hieronder de 8 delen uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - I. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 02/12/1932 -


Met de komst en de vestiging van de Franschen in ons stadje – wie had er gedacht dat ze er achttien jaren zouden heerschen en hoe ? – was allerminst een oogenblikkelijke toestand van rust en orde ingegaan. Het dagboek van Ds. Kist verhaalt voortdurend van het krijgsbedrijf, dat de eerste weken van Januari 1795 de bevolking in onrust hield en de persoonlijke ervaringen van den predikant waren met de bezetting ook niet steeds van de aangenaamste. De “vrijheid” bleek duur gekocht en de afbetaling hield in dezen zeer strengen winter, terwijl het platteland geplunderd was en alom gebrek heerschte, de gevolgen nog lang voelbaar.

Op Donderdag 1 Januari vermeldt Kist dan ook terecht:
Nimmer hadden wij noch zulk een nieuwejaar beleevd. Het was de beurt van collega om te preken. Wij vervoegden ons bij den commandant om schildwachten in de kerk te mogen hebben, hetwelk aanstonds werd toegestaan. Ook was er belsoten slegs eene ordinaire preek te doen zonder de gewone zegenwenschen en met het Onze Vader te sluiten. Er was noch al tamelijk volk.
De gewone visites bleven achterwege. De Engelsche bleven noch al aan de overzijde. Men hoorde gedurig van alle zijde schieten en de bekommering voor een herhaald bombardement bleev noch al voortduren.
Den 2den Januarij. – Kwam de vrouw (van) onze sergeant de Roy.
De 3 Januarij. – Kreeg de brigade van Daandels orde om naar Heusden te marcheren. Wij raakten dus onze sergeanten kwijt, maar de vrouw bleev bij ons.


We zien hier een typisch voorbeeld van ‘n zekere gemoedelijkheid inzake de legering: de echtgenoote van een onder-officier die zich bij haar man voegt en mee wordt ingekwartiert. Vermoedelijk hebben we hier te doen met een Hollander die destijds in de armee van Daendels had dienst genomen, zoodat het te begrijpen is, dat zijn vrouw hem volgt, zoodra de gelegn heid daartoe gunstig is.

Den 4en Januarij, Zondag, was wederom zeer confuis. Er kwamen van alle kanten troepen. Ik moest ‘smorgens preken en begav mij na de kerk. Dan waren er slegs 10 à 20 menschen. Ik deed dus slegs een kort gebed en er wierd niet gecollecteerd. ‘sMiddags waren er noch minder menschen en collega deed evenals ik gedaan hadde. Toen ik ‘smorgens uit de kerk kwam, was er vrij veel beweging. Om halv twaalv kwamen er verscheide battaljons van de kant van de Grave. In de straten daar de troepen halte hielden, werd op de huizen geschreven: zo en zo veel man. Wij kregen bij die gelegenheid de kaptein Thery van het regiment Falndre met zijn luitenant, knegt en volontaires, tot 7 à 8 toe, die bij ons aten. De kapitein was een zeer hubs man, die ons naderhand noch meer dan eens een visite gav. Wij dachten die captein bij ons te houden, maar na den eten moest het bataljon weg.
Om één uur hoorde men verscheide canon- en snaphaan schoten, en weldra vernam men, dat de Fransen de Waal waren overgetrokken en de Englschen verjaagd hadden, tot grote blijdschap der gehele stad.
De Fransen maakten enige Engelsche krijgsgevangenen, die hier binnen en verder na den Bosch gebracht wierden. Nu vernam men, hoe godloos de Engelschen en Heszen het te Tuyl, Waardenburg en alle overige dorpen gemaakt hadden. De huizen der Waarmannen, den Drijver, het veerhuis, het huis van den heer v. Zuilichem en noch vele anderen waren geheel geplunderd en doorschoten, en de menschen spraken niet dan met verfoeiing van de Engelschen. Vele troepen trokken over de Waal: Tuyl, Waardenburg, Haaften, Meteren wierden bezet.


Er volgt hierna een passage van politieken aard. Tot dusver waren het meer de oorlogsdaden die den aandacht vroegen, maar nu het leger van Daendels de stad bezet had, vielen er op de eerste plaats voorzieningen te treffen inzake het burgerlijk bestuur, zooals dit straks zou moeten optreden. Verschillende leden van de vroedschap, wier staatkundige gezindheid niet met die der patriotten strookte, hadden immers tijdig de wijk naar het veiliger Noorden genomen en alle plaatsen dienden door anderen te worden ingenomen.

Van den tweden Januarij is vergeten te melden, dat de volksprensentant aangekomen is en zijn intrek genomen heeft in het huis van de Tierens op de Markt. Die heer vorderde van de magistraat een lijst van personen, alle ware patriotten, om de municipaliteit uit te maken, hetwelk geschiedde. Dergelijke lijsten wierden ook noch van andere gevorderd, uit welke lijsten 16 personen door den representant gekozen wierden.

Wij zien hier uit dat de volksrepresentant – een nieuwe functionaris met regeeringsbevoegdheid – de vroedschap niet bijster vertrouwde, dat hij ook nog bij andere burgers zijn licht ging opsteken over het wel zuiver in de politieke leer zijn der a.s. stadsbestuurderen. Ds. Kist vermeldt:

Geukama, Schul, Tierens, Van der Feltz, Juta, de Virieu, Koster, v. Tricht, de jonge procureur van Es, de jonge chirurgijn Prillevitz, Blomhert, Stoffenberg, de Kanter, Ganderheiden, Vyvyan, Kluitmans, zijnde van den roomschen godsdienst, de jonge wijnkoper Verweyde, wordende de gehele oude regering bedankt.

Oude Bommelaars en zij die destijds onze publicatie van de Nuts-notulen volgden, zullen zich nog enkele namen hieruit herinneren. Van de heeren Geukama en Ganderheiden maakte Kist reeds zelf melding, evenals van den jongen procureur v. Es. De naam van der Feltz was hier in ‘t begin der vorige eeuw nog bekend, Blomhert kennen onze tijdgenooten nog en bovendien was dit geslacht al vroeger in de vroedschap vertegenwoordigd. Juta kennen we als den naam van den laatsten Bommelschen zeekapitein die van hier uit zee koos (omstreeks 1850) en nooit meer terugkwam. De familie Prillevitz heeft gewoond in het huis aan de Markt dat thans eigendom is van de familie Zoetmulder. Voor ‘t eerst kwam na vele eeuwen weer een katholiek op het kussen. Deze medeburgers, die sedert enkele tientallen van jaren ook weer een zeer bescheiden kerkje mochten gebruiken, hoopten van de nieuwe koers een herstel in hun staatkundige rechten, vandaar dat de patriotten in ‘t bizonder onder hen vele aanhangers telden. Kluitmans, die hun eerste afgevaardigde bij aanwijzing werd, droeg een naam dien men thans nog iedere maand in het zgn. zielboek in de kath. Kerk alhier kan hooren vermelden, als van een weldoener der parochie; deze familie was n.l. zeer rijk.
De kleine kerk, waar nu een deel van het Gasthuis in is ondergebracht en die door de Engelsche bezetting als hospitaal was gebruikt, werd al meer van haar oorspronkelijke bestemming verwijderd en “tot een slagterij en vleeschhal gebruikt.”

‘sAvonds – zoo teekent Ds. Kist op 4 Jan. Verder aan – kregen wij een biljet van twee man Fransen, een sergeant en een fourier, beiden zeer geschikte menschen, die in de keuken aten en genoeg brood en zomtijds ook vleesch brachten.
Laatst gewijzigd door Karen op zo okt 11, 2009 5:59 am, 6 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - II. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 09/12/1932 -


Al waren de Franschen nu reeds anderhalve week in Bommel, de omgeving der stad was n.l. in het Noorden en Oosten met de zich terugtrekkende troepem Engelschen verre van rustig. Bommel werd bovendien een transitoplaats voor de regimenten met hun treinen, die verder Holland moesten binnendringen. Op Maandag 5 Januari schrijft Ds. Kist dan ook:

Men hoorde na de kant van Metteren zwaar schieten. Naderhand vernam men, dat er een gevegt had plaatz gehad, hetwelk niet voordelig voor de Engelschen was uitgevallen.
'sAvonds kwam onze oude captein ons een visite geven.
Ook hoorde men, dat de Fransen ene attaque op Tiel gedaan hadden, maar niet gerëuszerd. Het weder was afwisselend, nu eens dooyen en dan weer vriezen.

Den 6. Januarij. – Het paaeren van troepen, canon, amunitie ging noch dagelijks zijn gang. Ook hoorde men gedurig van alle kanten schieten.
Men hoorde, dat de Engelschen Thiel hadden verlaten. Ook kwamen er twee burgemeesters van Thiel, Omphal en Oyen, bij den generaal om de sleutels over te brengen en de stad in goede gunst aan te bieden.

Den 7 Januarij, Diensdag – Men hoorde wederom aan den kant van Meteren en Geldermalsen zwaar kanon en musquetten vuuren, hetwelk hoe langer hoe nader scheen te komen. De geruchten kwamen dat de Fransen retireeerden; er wierden enige gequesten binnen gebracht, onder anderen enen emigrant, welke krijgsgevange was gemaakt. Tegen drie of vier uure verminderde het schieten en de vrees voor de wederkomst der Engelschen begon te bedaren. De gekwesten wierden in het huis van de kastelijn Rook gebracht.


– Hier deelt dominee een grappig voorval mee van de consequenties, die de beginselverklaringen van de Fransche revolutionairen met zich brachten:
‘sAvonds kregen wij noch twee officieren, elk met een deken om en een riem met brood op den rug, welke in de kleine voorkamer logeerden. Dezelve waren niet van de zindelijksten. Zij aten met ons, waarover de sergeant en fourier niet wel tevrede schenen, als aanlopende tegen de egaliteit.

De 3 Januarij, Woensdag. – Onze officiers gingen om elf uuren uit en zeiden ten 1 uur te zullen komen eten, dan zij kwamen niet. Wij zonden den sergeant en deze berichtte ons, dat zij aten bij den marketenter en dus niet zouden komen


…. Zoo schrijft de gastheer begrijpend en hij laat er, ter juiste schildering van de rampspoeden zijner inkwartiering, op volgen:

Ten drie uure kwamen zij, de een zeer dronken, die zich te bed begav en braaf vomeerde en daarop in diepen slaap viel. Een uur naderhand kwam de captein met orde, dat zij met de compagnie aanstonds naar Meteren moesten om een stuk canon, dat zij hadden laten zitten, weer te halen. Met moeite ontwaakte onze officier; wij gaven hem braav thee, dan desniettegenstaande kwam hij dronken bij de compagnie en wierd in arrest gezet. Onze andere officier kwam ten 12 uure thuis ‘snags, had met zijn voet in het ijs getrapt, zijn schoen verloren en de voet zeer bezeerd, zodat de stoep vol bloed lag en het bed niet minder.
De emigrant doodgeschoten.

Den 9 Januarij, Donderdag. – De belegering van Heusden werd voortgezet. Men hoorde zwaar canoneren. Dooy en vorst wiszelden nog gedurig af.


– Lang zou Heusden het niet houden, na een halve week moest het de Franschen binnenlaten zooals uit het vervolg van dit dagboek te lezen is.

Den 11 Januarij. – ‘sMiddags kwam de sergeant de Roy zijn vrouw bezoeken. Wij hadden het huis vol: ik zeide hem dus, dat hij ergens anders moest logeren. Hij zeide zulks te zullen doen, maar bleev’ ondertusschen zitten en begon brutaal te worden. Wij verwonderden ons over zijne ondankbaarheid en hij vertrok met zijn vrouw ‘smorgens te 8 uure.

Deze week waren er ook vele dubbele stormladders door de timmerlieden gemaakt om Heusden mede te beklimmen, dan daar het sterk dooyde en de commandant Liesveld te Heusden de gragten liet openhouden, heb ik niet vernomen, dat dezelve van enig gebruik zijn geweest.

Ook heb ik deze week de meesten der heeren der neiuwe municipaliteit gaan zien. Ik had collega gevraagd, of hij wilde medegaan, dan hij verkoos zulks niet. Hij begon zich nu en dan ook sterk uit te laten, hetwelk door velen zeer kwalijk werd opgenomen en mij uit hoofde van onze vriendschap geweldig speet.

Den 12 Januarij, Maandag. – ‘sMiddags kwam onze oude kaptein Tery bij ons eten en kreeg ‘smiddags orde om naar Geldermalsen te marcheren. Ook arriveerde hier vier heeren van Culenburg, welken de sleutels der stad bij den generaal Salm brachten en ‘smiddags bij dien generaal aten. Zij brachten rapport van het allerslegst gedrag der Engelschen, welken overal waar zij kwamen, alles roovden en ruïneerden, zodat zij altoos in afgrijzen bij de Nederlandsche natie wezen zullen.

De 13 Januarij. – Men vernam, dat Heusden bij capitulatie aan de Fransen was overgegaan.


De val van Heusden was een vreugdevol feit voor het patriottische Bommel, dat zich bovendien herinnerde, de komst der Franschen nog steeds niet met het gebruikelijk feestbetoon gevierd te hebben. De simpele mededeelingen dienaangaande van den predikant werpen eenig licht op het ongewone uit de plooi komen van de deftige burgers in die duffe dagen, waarbij men echter dient te bedenken dat de openbare vermakelijkheden tevens gelegenheid tot reactie op de doorgemaakte spanning boden en tot een langverbeide uiting van politieke overwinningsvreugde. Wij lezen daarover:

Ook had men onder enige der burgerij besloten om een vrijheidsboom te planten. Zommige kwamen dan om 10 uure met enige hoezaren bijeen en ander prinsgezinde (waarschijnlijk zijn hier eenige woorden in het dagboek vergeten waardoor deze zin onduidelijk is geworden), Van der Kaay, den Dodder, Warreman, IJzebrand Groot, Timmer de mosterdman, de jonge Dr. Gids en meer anderen, welken genoodzaakt wierden om mee te gaan naar Gameren, hetwelk door verstandigen en braven menschen zeer werd afgekeurd. Te Gameren gekomen zijnde had men daar een hooge denneboom uitgekozen, terwijl men de voornoemde noodzaakte den boom te rooyen, vervolgens op den dijk te zeulen en op een wagen te leggen en zo weer na de stad terug te keren.

Den 14 Januarij. – ‘sMorgens om 9 uure begonnen reeds de klokken te spelen, hetwelk een uur duurde. Daarop begonnen alle klokken te luyden, zo van de grote als kleine kerk en stadhuis, hetwelk wederom een uur duurde, hetwelk elkanderen zo bleev afwisselen tot 2 uure toe.
Ten tien uure vergaderde zeer veel volk op de markt en de boom wierd onder groot gejuich opgericht, terwijl een geheele menigte romdom dezelve dansten, onder andere Werkhoven, Campagne, Heszeling, Roeland, de ontvanger de Roock etc. etc.
Vervolgens liepen enige burgers met een vlag in het huis van burgemeester de Roock, welke denzelven ter eere van den generaal Salm zonder vragen boven op sijn huis zetteden. De burgemeester was daarover zeer gestoord. Men antwoorde, dat het hun speet, dat het zonder vragen geschied was, maar dat men het echter een kleinigheid vond, geen beklagens waard en hetwelk niet te pas kwam bij hetgeen in het jaar ’87 geschied was. De burgemeester vertrok boos.
Ten drie uure na den middag wierden enige jonge meisjes afgehaald, onder andere Jenneke van Tricht, Drika van mevrouw van Niel, Jansje v. Bruchem en meer anderen, welke om den boom dansten en vervolgens met de tamboers vooruit de stad rondgingen, waarbij enige ongeregeldheden voorviel, zeer tegen genoegen der municipaliteit, welke van hare leden zond om te vernemen, of de een of andere ook enige klagten hadde.

Ik heb nog vergete te melden, dat de troep ‘smorgens met twee vlaggen door de stad trok, waarvan de ene bij den commandant van de stad bij mevrouw Verploeg in de Ruiterstraat gezet wierd en de andere op den grote toorn. Ook was er een op het stadhuis gezet.
‘sAvonds was het geheele stadhuis vol. ‘sNags was het zeer stil; alles liep vrij ordentelijk af. Alleen verwonderde men zich, zeer velen der genoemde perzonen in die publique vrolijkheid hadden kunnen delen.
Laatst gewijzigd door Karen op zo okt 11, 2009 5:57 am, 2 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - III. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 23/12/1932


Met weinig belangrijke mededeelingen vervolgt Ds. Kist’s journaal op 15 Januari:

Onze officier naar het hospitaal in den Bosch vertrokken. Het begon hoe langer hoe sterker te vriezen.

Den 16 Januarij. – Nochal sterke vorst. Onze sergeant en fourier vertrokken.

Den 17 Januarij. – Men vernam, dat Utrecht door de Fransen bezet was en dat zij vriendelijk waaren ontvangen; dat de Engelschen er slegs 2 dagen waren in geweest en dus geen gelegenheid hadden gehad om kwaad te doen, maar dat het platte land ongelukkig was.

Den 18 Januarij, Zondag – Het begon van tijd tot tijd hoe langer hoe harder te vriezen. De municipaliteit heeft ene publicatie uitgegeven ter bevordering van de rust.

De 19 Januarij. - Asperen en Leerdam ingenomen, waarbij 24 landzaten en noch enige andere soldaten wierden gevangen genomen en hierdoor naar Den Bosch en verder naar Frankrijk wierden getransporteerd.
Na Tuyl geweest. Vele canonnen en caizons van over de Waal gekomen en de Boschpoort uitgereden.

Den 20 Januarij. – Men vernam, dat Amsterdam en Haarlem commissien naar de Fransen gezonden hebben en overgegeven waren; dat de Fransen reets in Dordrecht zouden zijn.

Den 21 Januarij. – Men verhaalde dat Gorcum was overgegaan.

Den 22 Januarij. - ‘sMiddags met den ontvanger Thooft naar Tuyl geweest. Alles verwoest gevonden. – Wederom Engelsche gevangenen getransporteerd.
Ds. Herbt verhaalde ons, dat de plundering onder het oog der generaals geschied was en aan zijn huis zelvs door de patrouilles en dat de officiers de wagens der boeren hij hunne retraite geprest hadden om de geplunderde goederen mede te voeren.

Den 23 Januarij. – De vorst zeer zwaar en de koude gestreng. Niettegenstaande de kaggel den gehele nacht gebrand had, was echter het water in het vissjesglas bevroren.
Het innemen van Gorcum werd bevestigd, dat de Fransen reeds de poorten bezet hadden en er morgen geheel bezit van zouden nemen.
Ook kregen wij een briev van R., van Utrecht, waarin hij ons berichte, dat alles zeer stil en gerust toeging, en dat de Fransen ook in Amsterdam waren ingetrokken. Dezelve tijdingen kwamen van de overige Hollandsche steden. Wij zijn hier zeer verlangende nadere tijdingen te mogen horen.

Den 25 Januarij, Zondag. – ‘sAvonds kregen wij wederom een billet van twee man, een tamboer-major en een sergeant, die in de keuken aten en zeer geschikt waren.
Er kwamen brieven uit Holland, waarin bericht gegeven wierd van de complete revolutie in Holland, zodat de zaken nu zeker eenen geheel anderen keer nemen zullen.

Den 26 Januarij. – Ten agt uure vertrokken onze twee mannen naar Utrecht. Er kwamen wederom vele officieren en soldaten in de stad en wij dachten dus wel, dat wij ook deze dag niet zouden vrij blijven, en zo gebeurde het ook. Ten halv zes kwam een commandant met een billet en twee domestiquen. De officier was bij ons in de kamer, de domestiq in de keuken. Het waren hubsche menschen. Ook paszeerde er hierdoor naar den Bosch een koets, waarin vier perzonen zaten en een derzelver, die geblind was, terwijl de andere, die tegen dezen over zat, een blanke sabel in de handen had.
Tegen den avond begon het sterk te ijzelen. De wind was om en weerglazen en alles dikteerden verandering.

Den 27 Januarij. – Den gehelen nacht door heeft het gewaaid, geijszeld, geregend en sterk gedooyd. Het weder was merkelijk verzagt, overal waren de menschen bezig om het sneeuwwater uit de huizen te keren. Onze officier vertrok met zijn knegt te 10 uure.

Den 28 Januarij. – De gehele nacht sterk gedooyd. Elk hoopt, dat het zou doorgaan en wij dus wat bevrijd worden van den onophoudelijken doortocht, welke de gedurige inkwartiering noodzakelijk maakte.
De bovenpost is wederom beginnen te gaan. Een briev uit Arnhem gelezen. Alles noch al wel toegedaan, geen schade bij broer of goede vrienden. Regen den avond begon het weder eensklaps te veranderen van dooy in vorst met zware sneeuw, zodat de straten, die pas bloot gekomen waren, wederom bedekt wierden.
De heeren Schul, Geukama, Stoffenberg en Ganderheiden met een koetz met vier peerden naar Nijmegen vertrokken tot het houden van zekeren quartierdag.


Tusschen al deze notitie over weersgesteldheid en temperatuur voor ’t eerst dus weer een mededeeling van politieken aard. De vier bovengenoemde heeren moesten onze stad gaan vertegenwoordigen in de zitting van ’n soort Provinciale Staten, waarover wij enkele jaren geleden al eens geschreven hebben.

De 29 Januarij, Donderdag – ‘sAvonds kwam vooreerst de Hollandsche post, de brieven en couranten, welken vol waren van berichten aangaande de omwenteling in alle steden, de verandering der regeringen, het afschaffen der ridderschappen in Holland, etc.
De geëmigreerden begonnen terug te komen, de ontvanger Mestecker, de rentmeester Virieu en anderen.

Den 30 Januarij. – Noch al vorst. Na den middag kerkenraad gehad, waarin burgemeester Le Baleur verscheen, welke afscheid nam van de vergadering, wijl hij als burgemeester bedankt zijnde, nu als ouderling niet kon zitting hebben, hetwelk door den president met zegenbede beantwoord wierd.

Den 31 Januarij. – De heer Geukama kwam mij een visite geven om te vragen, of ik ook iets naar Utrecht te bezorgen had, werwaarts hij morgen vertrekt. Hij herhaalde mij, dat er een soort van quartierdag gehouden was; dat de regering te Thiel eerst dezen nacht was veranderd; dat er te Geldersoord, een uur van Arnhem, noch 10.000 Oostenrijkers waren; dat hij namens de stad en provintie gecommitteerd was om naar den Haag te reizen om de vergadering van de Staten Generaal te helpen uitmaken; dat er desgelijks een heer van Nijmegen en een van Thiel en mogelijk ook van Wageningen en Arnhem zouden komen.
Men moet zich over de wonderbare ommekeer van zaken niet verwonderen.
Laatst gewijzigd door Karen op ma okt 12, 2009 5:59 pm, 1 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - IV. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 30/12/1932


Zoo af en toe bemerkt men in het journaal van Ds. Kist eenige uitlatingen die er op wezen dat de komst der Franschen ook ’n zekere ommekeer had gebracht in de verhouding der godsdienstige minderheid met name de roomsch-katholieken. Wij herinneren hieraan in verband met wat een week later het volgende met zich bracht:

Den 1 Februarij, Zondag. – Collega ‘smorgens gepreekt. Er wierd eene publicatie van wegens de municipaliteit afgelezen tot het doen van ene generale collecte voor de armen. ‘sMiddags ik gepreekt. Het volk begind te vermeerderen in de kerke. Ook begon men de gardes achter te laten, wijl er toch gene desorders plaats hadden.
Het water in de rivier begon geweldig te wasschen, zodat men van den kand niet op eysch komen kon, en wierd daarom bevolen bruggen te maken, waartoe de palen en planken, die in de kerk van de gierbruggen geborgen waren, gebruikt wierden. In het begin van den middaggodsdienst maakte dat een verbaast geweld, zodat ik dagt er te zullen moeten uitscheiden, dan weldra was er stilte.
Tegen den avond begon het sterk te waayen, dooyen en sneeuwen.

Den 2 Februarij. – Sneeuw, dooy en wind.
Het waszen van het water bleiv noch steeds aanhouden, zodat het overkomen ongemakkelijk wierd.
‘sAvonds kwamen er 60 of 70 Franse emigranten, dames en heeren, aan, die men in Noord-Holland had gevangen genamen.
Om agt uure kregen wij noch een billet voor twee man, Zuilichemsche voerlieden, van welken één een gewezen jood was.
Twee der emigrante dames, zijnde de gravin Noellie
(Noailles of Nenilly?) met hare dochter, wierden bij den heer Bosch ingequartierd, welke het zeer hubsche menschen vond; de bisschop bij Mr. Schass, de andere in het huis van Glode en op het stadhuis. De generale collecte van dezen dag was ƒ 254,

Den 3den Febrarij. – Weinig dooy, zoms vorst tusschenbeide, van tijd tot tijd sneeuw, noch al wassend water.
Onze twee man vertrokken. Alle emigranten vertrokken naar den Bosch. Drie compagnien van ons guarnisoen naar Thiel vertrokken en een naar St. Andries.
Na den middag kwamen er 310 Engelsche krijgsgevangenen in, welke in de huizen van Tricht achter de kleine kerk van Delgers, Glode, de Jood en Verzijl geïnquartierd wierden.

Den 4 Februarij. – ‘sNags sneeuw en vorst, des daags helder weder. De Engelschen vertrokken naar ‘sBosch. Na den middag sneeuw. ‘sAvonds kregen wij een billet van twee man van een battaljon meest uit Hollanders bestaande, die in den oorlog der La Vendée gebruikt waren, en waarvan er nu noch een grote 70 overig waren.

Den 5 Februarij. – ‘sMorgens ten 7 uure onze twee man vertrokken met het battaljon, dat gisterenavond ingekomen was. Goed weder.
‘sMiddags kerkenraad, waarin besloten is een gedeelte van de gecollecteerde penningen aan den Roomschen pastoor ter hand te stellen, teneinde dezelven aan de armen zijner gemeente uit te delen.
"

Ook uit dit besluit zien wij dat men meer en meer met de katholieke minderheid der bevolking ging rekening houden. Wel teekent het de maatschappelijke positie van den pastoor in die dagen, dat de bisschop niet bij hem logeerde toen deze op doortocht door Bommel was. Waarschijnlijk was de huisvesting van den parochiegeestelijke niet van dien aard dat hij den prelaat kon ontvangen. Het is evenwel niet uitgesloten, dat andere redenen hiertoe geleid hebben.
De inkwartieringen bleven met dat al voortgaan, onnoodig te zeggen, hoeveel ongerief de inwoners daarvan ondervonden. Op 7 Febr. was het weer zoo:

Er kwamen vele koetzen en wagens aan van Utrecht, waarin 57 emigranten, meest vrouwen, welken op het stadhuis en in het huis van Glode den nagt doorbragten.
Er kwamen ook vele troepen, zodat overal inquartiering kwam, maar wij raakten gelukkig vrij.

Den 8 Februarij, Zondag. – Het weder geheel veranderd, sterke dooy en regen. De straten zeer glad, hetwelk noch verscheidene menschen uit de kerk hield. De emigranten vertrokken naar ‘sBosch.

Den 9 Februarij. – Zeer sterke dooy. Regen en wind.
De Virieu als lid der municipaliteit naar ‘sHage vertrokken om in de Generaliteits Rekenkamer cessie te nemen.


Al die meteorologische notities wijzen op een zeer strengen winter, want ondanks de afwisselende dooi bleef de Waal zóó dicht, dat er nog geregeld verkeer over plaats had, wat uit de aanteekeningen van 11 Februari wel overtuigend blijkt:

De dooy blijvt sterk aanhouden. De rivier begint te waszen, evenwel gaan er noch paarden en wagens over. Alle de dammen aan de poorten worden in gereedheid gebracht. Het zogenaamde Hof is tot een kruidmagazijn gedestineerd.
Omtrent één uur is de Waal losgegaan; er waren twee wagens op de rivier, welken door hetijs in een ogenblik bedekt wierden, een paard en de voerlieden werden noch gered. Na enigen tijd gedreven te hebben, zat de rivier weder vast en een blanke schol schoot recht voor de stad, waarover noch verscheide menschen, waaghalzen, naar Tuyl en van Tuyl naar de stad liepen. Boven en beneden was de rivier zonder ijs.

Den 12 Februarij. – Dezen nacht is de rivier weder aan het drijven gegaan.
Het water wiesch in korten tijd verbazend hoog; de Tolstraten tot aan de Markt en de Waterstraat stonden voor een gedeelte onder; veler huizen liep het water in. In de stad was veel beweging met mestrijden etc. Het water liep over de muurtjens der brug der Gamersche poort. Ten 7 uure zat de rivier weder. Het was een verbazend gezicht.
Na den eten begon het ijs weder te drijven. Op de belveder van den houtkoper Verweyde kon men aan de overzijde kistingen op den dijk zien maken; het koepeltje van den veerman lag voorover gezakt.


Deze notitie van de belvedère herinnert aan de vele koepeltjes, die op den muur aan ’t einde der tuinen destijds de bewoners een ruim uitzichtover haven en rivier of over de wallen gaven. Nog is er een aantal van in gebruik, enkele verdwenen, aan de grachtzijde (achterkant Nieuwstraat en Kerkplein) liggen ze goeddeels in verval, ook het aardige 18de eeuwsche exemplaar dat met klimop overgroeid zoo schilderachtig op den muur staat.
Het was echter geen prettigen aanblik, dien de Bommelaren aan de Waalzijde toen hadden. Bij al de ellende van de beschieting, de inkwartiering, de felle koude kwam zich nu nog de overstrooming, waarbij men moet bedenken dat de dijk toen wel een meter lager was dan tegenwoordig.

Om halv vier zat het ijs wederom vast en het water liep sterk op, zodat vele menschen zelvs benauwd voor de stad begonnen te worden en hunne kelders leegmaakten. In de Tolstraten en de Waterstraat alsmede in de Stijgerstraat raakten vele huizen in het water.
Er kwam orde of wierd verzogt vanwege de minicipaliteit, dat in elk huis een ligt voor de glazen mogt gezet worden om alle ongelukken voor te komen, terwijl de verbazende vuilinishopen, die noch niet waren weggenomen, het rijden der mestwagens zeer gevaarlijk maakten. Wij hingen een lantaarn onder het venster van onze slaapkamer, dat veel ligt op de straat gav.
Om elf uure stond het water stil of scheen het zelvs wat gezakt.
Wij gingen om twaalv uure naar bed.
Laatst gewijzigd door Karen op wo okt 14, 2009 5:20 pm, 1 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - V. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 06/01/1933 –


“Den 13 Februarij – Gedurende den nacht heeft het zwaar gesneeuwd. Straten en daken waren wederom vol. De wind oost. Het dooyd dan niet sterk en het zou niet te verwonderen zijn, wanneer zich de vorst hervatte. Het ijs zit noch vast in de rivier. Het water omtrent 20 duimen gevallen.
De rivier, het water en ijs veroorzaakte bij de Fransen veel verwondering.
Tot drie uure na den middag zwaar sneeuw. Men zegt, dat gisteren te Alem over Rossum de dijk zou zijn doorgebroken, hetwelk oorzaak zou kunnen zijn van de val, die wij hier in de rivier bespeuren.
Tegen den avond begon het te vriezen. De post aangekomen.

Den 14 Februarij – Het heeft dezen nacht vrij sterk gevroren. Schoon weder. De rivier noch al in denzelven staat.”


Dan verhaalt Ds. Kist weer ’n staaltje van militaire willekeur, zooals die in oorlogstijd ook nog al eens op de burgerij wordt toegepast. Het betrof het volgende:

“De commandant van de stad, die hiertoe bij mevrouw Verploeg is, verkoos een huis te hebben nader bij het stadhuis. Hij vervoegde zich daartoe bij den heer Snoeck, welke op het horen, dat de commandant daar zou komen, zich niet vriendelijk aanstelde. De commandant, hierover te onvreden, zeide zelv niet te zullen komen, maar hem in de plaats 10 gemeenen te zullen zenden, gelijk dan ook geschiedde.”

- Later zou blijken dat de soldaten van een koude kermis thuis kwamen !

“Den 16 februarij – Een weinig dooy. Het water wast wederom vrij sterk, staat bijna dertien voeten hoog. Water- en Tolstraten wederom gedeeltelijk onder water. Uit Maas-Waal hoorde men nu nader, dat de dijk te Alphen was deurgebroken, waardoor de koornmole en twee huizen zouden zijn weggespoeld; dat Maas en Waal geheel als een zee zou onderstaan.
Met betrekking tot den Lekkendijk vernam ik van van Anroy, wiens knegt noch dezen dag van Utrecht gekomen was en die te voet over de Waal gekomen was, dat daar nog geen inbreuk was, zodat die tijding te voorbarig is geweest.
Dezen dag wederom voor het eerst na de inkomst de Franzen gecatechizeerd.
Bij den heer Snoeck vernam ik, dat het billetteren van die tien man of maar ene bedreiging geweest was, of dat zij er slegs korten tijd geweest waren. Zijn huis stond halv onder water en dus niet geschikt om zovele menschen te huisvesten.
Ik vernam ook deze dag, dat er een burger-societeit was opgericht en dat er reeds een aantal van 60 of 70 personen daartoe behoorden, zo gereformeerden als roomschen.”


Deze laatste mededeeling brengt weer den zin tot het vormen van, meestal politieke clubs, in herinnering, wat in die dagen een groote liefhebberij was. Dat er leden van onderscheidene godsdienstige overtuiging toe konden behooren, wijst ook al op een verandering in de opvattingen, al zou het b.v. later, toen na den Napoleontische tijd het Nut hier werd opgericht, nog tientallen van jaren duren eer de Joden als lid van dit departement kon worden toegelaten!
Ds. Kist noemt nu nog het her-invallen van de vorst en herhaalt dit daags daarna. Hij moest toen echter nog belangrijker voorvallen vermelden, die een schril licht werpen op de baldadigheid van het gepeupel, dat aan de gedragingen der soldaten een slecht voorbeeld bleek te nemen.

“Den 17 Februarij – Het heeft deze nacht wederom vrij sterk gevroren. Het water is noch sterk gewassen en dus de bekommeringen niet minder. Tegen den avond kwam er ene verzinking aan de binnenzijde van den dijk aan de Ketelsteeg, hetwelk zoveel mogelijk met hooy, stroo en mist verzorgd wierd.
’s Avonds ten elf uure stond het water op 2 duim onder de 14 voeten.
Er kwam wederom orde van ligt voor de glazen te zetten.
Tante maakte zich zo beangst, dat zij niet langer in haar huis durvde blijven, maar bij moeder kwam.
Ik kwam ’s middags enige heeren van de municipaliteit tegen, vergezeld van een bode, twe dienders en de knegt van den heer Verzijl. Een van de dienders droeg een ijzeren pot; ik vernam, dat het gemeen in de ledige huizen van Verzijl en ook van Es in het klooster, daar noch vele meubels van Gevers en anderen in waren, verbazend zich aan dieverij hadden schuldig gemaakt en dat men nu bezig was de geroofde geoderen wederom bijeen te zoeken.”


Men moet het zich voorstellen wat het is, de huizen in de voornaamste straten gelijkvloers half in ’t water, zoodat de bezoekers over de onderdeuren moesten kruipen, terwijl even later de vorst weer inviel en … men lustig langs de huizen schaatste !

“Den 18 Februarij – Het heeft dezen nacht zeer sterk gevroren. Tot hiertoe zijn wij noch voor doorbraken bewaard.
Men komt ons berichten, dat er enig ongemak aan de stadsmuur bij den Bloemendaal is en dat de timmerlieden daar druk bezig zijn.
De goede Voorzienigheid, bidden wij, zal ons behoeden.
Er kwam een gerucht, dat de dijk te Amerzode zou zijn doorgebroken, dan het wierd onwaar bevonden en men zijde, dat het land van Heusden was ingelopen.
Tegen den middag zakte de rivier omtrent een duym, dan tegen den avond begon dezelve wederom te wassen. ’s Middags stond het 14 voeten en vier duimen hoog.
Sterke vorst gepaard met harde oostewind en dus zeer koud.
Tegen den avond kwam de compagnie Fransen, die te Rossum gelegen had, in de stad. De capitein berichte, dat het er te Rossum ellendig uitzach; dat door de slag van het water de dijk zeer veel leed; dat elk zijn woning verliet; dat de dijk vol menschen en beesten was; dat men niet meer kon werken, want dat de menschen door het overslaan van water in weinig tijd van het hoofd tot de voeten niet anders dan ijs waren.
’s Avonds kwam de tijding dat het water vier duimen gevallen was.
Er wierd wederom ligt voor de glazen gebrand.”


Bommel was met dat al nog niet aan het eind van zijn wintersche bezetting door de elementen en het zou Maart worden eer de plaag van het ijs geweken was, waarbij intusschen de stad als met mest overdekt was tengevolge van de bekistingen, waarin deze stoffen plegen gebruikt te worden.
Laatst gewijzigd door Karen op zo jan 03, 2010 11:28 am, 1 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - VI. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 13/01/1933 –


De water-misère schijnt medio Februari zijn hoogtepunt bereikt te hebben.
Wat althans Ds. Kist op 17 Febr. 1795 beschrijft is sindsdien wel nooit meer vertoond geweest. Op dien Donderdag had het weer sterk gevroren.

“De scherpe oostenwind blijvd noch aanhouden. Buiten is het water 2 duimen gevallen en in de Bommelreweerd geen doorbraken, hetgeen wij geheel en alleen aan de Goddelijke bewaring hebben toe te schreiven, wijl er wegens de felle koude en wind niet kon gewerkt worden.
Schoon het water buiten viel, zo groeide het in de stad geweldig aan.
De Stijgerstraat, Waterstraat en Tolstraat waren diep onder water, gelijk ook de noordzijde de Gaststraat en de halve markt aan de zijde van het stadhuis. Men kan niet op het stadhuis komen, dan men bediende zich van de stormladders, welke voor Heusden gemaakt waren en op het stadhuis waren teruggebracht. Overal in de Gaststraat zag men dergelijke ladders vóór de huizen liggen. Door de sterke vorst was het water in de straten zo hard bevroren, dat men op de meeste plaatsen er over gaan kon en de jongens reden er met schaatzen, daar men te voren met schuiten had doorgevaren.
Er moest selvs een mistdam over de markt en voor de Waterstraat gemaakt worden, zo ook de Stijgerstraat, daar men echter het water een weinig liet lopen.
Men zijde, dat de rede van soveel water in de stad was: het was niet voorzien van vele rioolen in particuliere huizen, als Bart de Roock, Snoeck en anderen: dat men ook de stadsrioolen niet behoorlijk van ijs gesuiverd had, hetwelk naderhand door de warme mist smeltende, noodzakelijk lekking geven moest; dat men de dammen niet behoorlijk had aangestampt en dat men daarbij so een langdurig hoog water nimmer had bijgewoond.
Het water bleef noch vallen. Er kwamen geruchten, dat de Lekkendijk te Culenborg en de Lingedijk te Asperen waren doorgebroken.
Ook verhaalde men, dat er in het land van Altena zeer veel menschen zouden verdronken zijn.

Den 20 Februarij – Het heeft dezen nagt wederom fel gevroren. De sterke oostenwind blijvd noch aanhouden; een weinig sneeuw.
’s Middags heb ik visites over het ijs gedaan in de Waterstraat en Stijgerstraat, daar ik meestal over de onderdeuren kruipen moest. Nimmer had men iets dergelijks gezien.

Den 21 Februarij – Noch al vorst. Het water valt noch sterk. Schoon weder.
Het hoogste water is geweest 14 voeten en 5 duimen. Nu stond het op tien voeten en één duim.

Den 22 Februarij. Zondag. – Het heeft dezen nacht wederom vrij sterk gevroren. De wind noch oost. Het water noch al gevallen.
’s Middags naar Aalst gereden. Wij zagen tot Zuilichem toe een vebazend ijs; tusschen Nieuwaal en Zuilichem vertoonde zich een gehele berg van ijs, en te Zuilichem was klaar water, daar men overvoer.
De Maas ging noch overdekt van ijs, zodat het niet mogelijk was om over te varen. Men wist dus niets zekers van het land van Altena, en men kan dus geen de minste staat maken op de treurige geruchten, welke daarvan verspreid zijn.
Te Aalst geen geld ontvangen, zelvs geen geld voor het rijtuig, zodat ik noch twee gulden voor het rijtuig heb moeten geven.
Onderweg begon het te dooyen.

Den 23 Februarij. – Het heeft den gehelen nacht gedooyd, desniettemin valt het water noch gedurig.
Brieven van Arnhem en Huiszen, Naarden en Utrecht ontvangen. Te Huiszen was het water wel zeer hoog geweest, maar geen doorbraak, dus het gerucht daarontrent al wederom abusiev. Broeder schreev ons, dat de Fransen te Huiszen en in den omtrek 3000 broden hadden uitgedeeld.

Den 24 Februarij. – De dooy blijvt aanhouden. Het water valt noch. De geheele stad gelijkend niet anders dan ene mesthoop.”


Het zal, ook zonder deze onwelriekende bizonderheid, zijn opgevallen dat de dagboekschrijver nergens gewag maakt van het optreden van den dijkgraaf en heemraden, die tegenwoordig steeds klaar staan om in gevallen van dreigende overstrooming de leiding op zich te nemen. Toch dateert de functie van Dijkgraaf al van 1277 en is de regeling van het onderhoud de dijken al bijna even oud. Het dijkrecht van 1763 schreef nog het onderhoud van de wegen op de dijkkruinen die met grof zand of grind moesten bedekt zijn. Mogelijk, dat de staat van beleg of de algemeene bestuursverwarring de bemoeiïngen van de dijkstoel – die nog in 1763 een nieuw reglement had gekregen – in den weg stonden; tenzij de dominee er geen melding van maakt.
Wat er intusschen ook tot gevaar van stad en burgerij van de zijde van het water mocht dreigen, het politieke vuur vermocht er niet door gedoofd te worden. Het is vermakelijk om te lezen, hoe de nieuwe vroedschap op de hoogte trachtte te blijven wat de leden van deze verkapt politieke club in het schild voerden.

“Wat de societeit betreft, gedeputeerden van dezelve hadden zich bij den commandant vervoegd om vrijheid te verzoeken van te mogen vergaderen. De commanndant zeide zulks wel te mogen lijden en verzond ze aan de municipaliteit. De rector Weytingh en de landmeter Prillevitz vervoegden zich dan als gecommitteerden bij de municipaliteit. Deze scheen enige zwarigheid te maken, vroeg na de wetten, de leden en de oogmerken der vergadering, hetwelk door de gecommitteerden zeer euvel werd opgenomen en als blijk van wantrouwen en aristocratie werd opgevat. En de societeit zou zich aan de Franse representanten vervoegd hebben, dan de municipaliteit kwam bij; de vrijheid om te vergaderen werd gegeven en verzogt, dat de leden der municipaliteit leden mogten zijn van de sociteit; zeker om steeds te kunnen weten, wat in dezelve voorviel.

Den 25 Woensdag. – Noch al dooy. Men maakte een begin om de vuilnishopen weg te rijden.

Den 26, Donderdag. – Het water begind weer te wassen, het ijs verminderd.

Den 27. – Zware regen en wind. Zover ik weet, niets van belang voorgevallen.
De heer Stoffenberg naar Arnhem in commissie vertrokken en de heer Schul naar Nijmegen.

Den 28. – Het ijs is voor de stad weg tot Haaften toe, maar de ijsdam zit noch vast.
’s Morgens werd er door den heer Van der Feltz eene publicatie van de puye van het stadhuis afgelezen, nadat het klokje zeer lang geluid had, waarbij de Orange-societeit vernietigd en vernietigd en verboden wierd en aan alle burgers en herbergiers verboden aan dezelve enige huis of kamers te verhuuren.”


De overwinning van de patriottisch gezinden was hiermee dus volkomen. Er was inmiddels een andere club in het leven geroepen die de politiseerende heeren vereenigde en hierbij zou het in den loop der jaren niet blijven.
Laatst gewijzigd door Karen op zo jan 03, 2010 8:01 pm, 2 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - VII. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 27/01/1933 –

Hoezeer de hooge stand van het water, de overstroomingen en de hevige vorst de verkeersmiddelen beïnvloeden leert ons een aanteekening van den dagboekschrijver die allereerst de zware sneeuwval van 1 Maart vermeldt:

“De straten liggen dik bedekt en het word koud.
’s Middags te 5 uure is de ijsdam, waarvoor men zo gevreesd had, weggegaan. De goede Voorzienigheid heeft ons zonderling bewaard. Aan dezelve zij dan lov ende eere toegebracht. Het water vlat sterk.”


Met dat al was onze stad een week lang zonder post geweest !

“’s Avonds kwamen de posten aan, die zederd Maandag niet waren aangekomen. In ’s Bosch had het water op zommige plaatzen ses voeten hoog gestaen. In de Meyerij en het Land van Heusden en Altena ziet het er bitter uit. Er zullen zeker noch nadere berichten daarvan inkomen.

Den 2 Maart. – Schoon weder. Het water dat gisteren noch op bijna 10 voet aan de pellschaal stond, is thans tot omtrent 5 voet gevallen.
’s Morgens van 12 tot 1 uure voor het eerst Mr. Nicolai gehad om les in het Frans te geven, die vervolgens 4 maals ’s weeks komen zal.”


Wij merken hier, dat dominee zijn kennis der Fransche taal wat wilde gaan ophalen of uitbreiden, goed gezien in dien tijd die langzaamaan naar een algeheele verfransching zou leiden. De naam Nicolai komt nog vele jaren later in Bommel voor.

“Den 3 Maart. – Het heeft deze nacht wederom gevroeren, betrokke lugt een weinig sneeuw.
’s Middags kwam er orde, dat ons battaljon ’s anderen daags moest vertrekken en dat er weder andere zouden inkomen.
Het vergaderen der burgersocieteit is bijna alle avonden. Er komen zeer velen in, onder anderen ook de zilversmit Mulder.
De burgemeester de Roock en rechter Vermeulen hadden met de Fransen enige onaangenaamheid over het dragen der cocarde.

Den 4 Maart. – Onze man Joseph Griboral vertrokken.
Er kwamen nieuwe troepen in, dan wij kwamen dezen dag van inquartiering vrij.

Den 5 Maart, Donderdag – Collega had weer twee man gekregen. Het water valt nog sterk. De riolen aan de poorten zijn open, de straten droog, de dam aan de Gamersche poort weggenomen en het middelste gedeelte van de dam aan de Waterpoort. De Stijger- en Waterstraten zien er noch verbazend uit.
Er komt weer veel volk in. De commandant van het nieuwe battaljon is bij burgemeester Van der Steen. Onze oude sergeant Rober kwam ons zeggen, dat hij bij ons een biljet gekregen had. 's Avonds kwam hij weerom en zeide, dat hij zijn biljet aan zijn captein had overgegeven, voegende er bij, dat de captein slegs voor een nagt blijven zou, en dat wij van hem meerder en langer last zouden hebben. Wij vonden den man zeer vriendelijk.
De captein was een hubs man.

Den 6 Maart. – ’s Morgens onze captein vertrokken.

Den 8 Maart, Zondag. – Deze dag wierd het volk verlegd. Even voor den eten kregen we een captein van de arttilerij. Zeker geen tijdige komst even voordat ik moest gaan preken. Onze captein komt ons een zeer hubs man voor.”


De predikant scheen het wel te treffen met de inkwartiering van almaar hubsche kapiteins. Maar hij heeft nog een feestelijker vermelding en wel die van een groot volksfestijn dat nog moest worden georganiseerd nadat Bommel al zijn reidansen om den vrijheidsboom had uitgevoerd.

“Den 9 Maart. – Deze dag was plegtig. Men had denzelve afgezonderd om de rechten van den mensch af te kondigen. ’s Morgens om 9 uure werd het canon gelost. De bodens gingen met de tamboers de gehele stad door om bekend te maken, dat zulks ten 12 uure zou worden afgelezen. Men zag de burgers met de beste rokken aan na de societeit wandelen, welke thans in het koffijhuis vergaderde, waaruit de oude Gölner gegaan was en daar nu de suikerbakker van de markt was gaan wonen.
De klokken speelden en de grote klok luide van halv 12 tot 12 uure. Ten 12 uure werd wederom het canon gelost en vervolgens van het stadhuis ten aanhore van ene gehele menigte de rechten van den mensch voorgelezen.
’s Avonds was de kamer van de societeit geïlunimeerd. Men had door den schilder Tusschenbroek drie scasinetten laten schilderen, voor elke schuivraam een, de broederschap, de gelijkheid en de vrijheid, zeer wel uitgevoerd.”


Waar deze societeit gevestigd was hebben we niet kunnen nagaan. Mogelijk in het vroegere Stadskoffiehuis naast het stadhuis, waar de flinke bovenzaal drie ramen had ? Intusschen bleef het voor Ds. Kist niet onopgemerkt dat de stemming in de nieuwe soos allesbehalve was wat ze op dezen feestelijken dag zijn moest. Men oordeele:

“Dan hetgeen in de societeit gebeurde, beandwoorde aan de geïllumineerde zinnebeelden niet. Er waren enige leden, die gasten medegebracht hadden, onder anderen de Schol, die zijn zoon de Kroes, de timmerman, medebracht. Werkhoven maakte daarop aanmerking, nam de Kroes bij de kraag om hem ter kamer uit te zetten, dan de andere deelde hem zulk enen gedugte oorvijg mede, dat hem de lust benomen wierd; er ontstond noch rusie tusschen Werkhoven en van Munster, zodat de commandant er tusschen kwaam en zeide de societeit te willen dissolveren. Werkhoven vertrok en men raakte aan bedaren. Er was enige dagen te voren ook al iets voorgevallen, dat veel aanleiding tot onenigheid gav. De wijnkoper, de lakenkoper Verweyde en zoon en de houtkoper hadden zich laten proponeren, maar de drie eersten wierden gedeballotteerd, waarop de laatste ook bedankte. Insgelijks was ook de boekverkoper de Meyer gedeballotteerd.”

Het was wel interessant geweest als ook vermeld was, waarom deze heeren niet werden toegelaten. De nadrukkelijke vermelding van de maatschappelijke positie der “voorgehangenen” zou doen vermoeden, dat dit als bezwaar werd aangemerkt maar het is moeilijk te rijmen met de beginselen van het genootschap. Had men bezwaar tegen de politieke gezindheid dezer soos-candidaten ? Maar in 18.. volop in de Fransche tijd dus, was een Dionysius Verweyde schepen der stad met Jacob Virieu, hetgeen toch pleit voor de zuiverheid van ’s mans staatkundige opvattingen zooals die in ’t begin der vorige eeuw geduld werden.

“Het corps officieren was ook verzogt in de societeit. Onze captein kwam om twee uure ’s nags thuis en zeide niets te hebben gebruikt dan 3 glazen wijn en een kopje koffij en dat er van geen eeten was ingekomen. Wij dronken noch een kopje thee en gingen ten drie uure na bed.”

- Prettige gast op wien men tot diep in den nacht moet blijven wachten !

“Den 13 Maart kwamen hier binnen twee esquadrons van Tuyl, 230 man, welke ook bij de burgers ingequartierd, zodat het hier verbaasd vol was.
Verscheide dominees van buiten waren in het koffijhuis met enige buitenlieden om een societeit op te richten.

Den 14 Maart. – Een compagnie houzaren doorgekomen.

Den 15 Maart. – Onze officier Duwarran ging een tourtje naar Gorinchem doen.

Den 18 Maart zijn er drie compagniën van Tuyl ingetrokken om de dorpen te dantonneren.

Den 19 Maart, Donderdag, kwam er tijding, dat ons battaljon moest vertrekken. De commandant vertrok noch dezen morgen.”


Ds. Kist noteert nu, alsook Zondag daarna, twee voorvallen, die de opmerkzaamheid verdienen als een symptoom van de veranderde mentaliteit bij een minderheidsgroep der bevolking, die gedurende enkele eeuwen met meest zeer kleine doch winstgevende middelen "er onder" gehouden was en nu van den nieuwen staatsvorm ook meer vrijheid voor hun geestelijke belangen verwachtte, een vrijheid die eerst zeer langzaam en dan nog noodgedwongen verleend zou worden.

“Men hoorde nu en dan geruchten, dat de roomschen zich in het Maas-Waalsche en te Driel wat begonnen te roeren.

Den 20 Maart. – Heden zijn er 2 compagnien vertrokken.

Den 22 Maart, Zondag. – ’s Middags reed ik met Heszeling naar Driel. Wij moesten den dijk om. Te Rossum moest de chais een gedeelte binnendoor, omdat de dijk verbazend was afgeslagen. Wij wandelden den dijk om en vonden op zommige plaatzen zo weinig van den dijk overig, dat men er nauwelijks paszere kon, zodat wij ons gedurig moesten verwonderen, hoe het mogelijk was, dat de dijk niet was doorgebroken.
Te Driel was veel volk in de kerk. Men verhaalde, dat de Roomschen tentamen hadden gedaan om de kerk in te nemen, dan dat de Franse houzaren er dezelven met geweld hadden uitgedreven”
Laatst gewijzigd door Karen op zo jan 03, 2010 8:02 pm, 2 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

De Franschen in Bommel - VIII. -

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 03/02/1933 –


We naderen het einde van de belangwekkende, nuchtere en objectieve dagboekbladen van Ds. Kist, uit wiens handschrift jammer genoeg een stuk ontbreekt zoodat we na 19 April ineens moeten overstappen naar 12 Juni 1795 uit welke maand hij dan nog de gebeurtenissen van enkele dagen opteekent.

“Den 24, Dinsdag, begonnen met de huisbezoeking; dezelve was niet aangenaam. Overal hoorde men klaagliederen en vijandschap tusschen den man en zijn naasten.
Het gedurig heen en weder trekken de Franse troepen ging gestadig voort. Er kwamen en gingen bijna dagelijks anderen.”


Dan volgt een brutaal staaltje van overmoed:

“Den 29 Maart, Zondag. – ’s Morgens ik gepreekt, na de middag collega. Er was eenige confusie. Eerst kwam er een patroulje in, zes at zeven man, met hunne geweren, dan die wederom vertrokken. Naderhand had de schildwacht voor het huis van Verzijl de goedheid om op duiven te schieten, hetwelk veel consternatie in de kerk gav. Welke knaap ook dewegens in de prison geraakte.
Er zijn nu 16 leden uit de burgersocieteit verkozen om de billettering te doen, en zo het schijnt zijn dezen gezind de praedikanten van de inquartiering te bevrijden.

Den 30 Maart, Maandag. – Hier ene vergadering van gecommitteerde uit de dorpen, om de repraesentatie van het platte land uit te maken. Onder dezen waren ook de praedikanten van Wel en Ammerzoden, de Jong, en van Bruchem, Lange, welke des anderen daags naar Thiel vertrokken om de quartierdag te helpen uitmaken.

Den 1 April, Woensdags. – Wederom den gehelen dag met de huisbezoeking bezig geweest. Men begint sterk van de aannadering der Pruisische troupen te spreken, waarover zich zommige zeer verheugden.
Daar de vlaggen zo op het stadhuis als grote toren zeer beschadigd waren, was de municipaliteit te rade geworden dezelve te laten inhalen, dan weldra zeide zommige, dat het uit benauwdheid voor de naderende Pruisen kwam. De Fransen waren er ook te onvrede over en men liet de vlaggen.

Den 2 April. – ’s Avonds was er vrij wat vreugde, de societeit was geïlumineerd; zeker ten blijke dat men nergens enige vrees voor had.

Den 3 April, Vrijdag. – De gehele dag huisbezoeking gedaan met den heer Snoeck en ’s avonds dat werk afgedaan gekregen.

Den 5 April, Zondag. – ’s Middags reed ik met Toon naar Poederoyen. De vleugeldijk vonden wij, zo ver de kley duurt, overal afgeslagen. Het water had er vele plaatzen over gelopen en wij vonden van het ene tot het andere einde bekistingen. Wij gingen uit het rijtuig en wandelden, totdat wij aan het Poederoyensche kwamen.

Den 8 April. – De jongen van Kees IJsebrand, die zich onvoorzichtig had uitgelaten, werd op het stadhuis eerst in een gat en naderhand op een kamer gezet. De vader, moeder en zuster maakte daarover een verbaasd geweld, dan zonder vrucht.
De sestien leden, die uit de burgersocieteit gecommitteerd waren, hadden afspraak gemaakt om den pastoor en praedikanten vrij te laten, zodat wij nu van inquarttiering bevrijd bleve.

Den 11den, Zaturdag. – ’s Avonds kreeg ik juffrouw Abbing en de dogter van IJzebrand bij mij om mij te verzoeken, dat ik bij den commandant een goed woord mogt doen, dat de broer wierd losgelaten. Ik zeide daarover mijne gedagte te zullen laten gan.

Den 12, Zondag. – Na de kerktijd ging ik bij den commandant. Het andwoord was, dat er noch een getuigen moest gehoord worden en zo die in zijn voordeel was, dat hij dan aanstonds zou worden losgelaten.

Den 15, Woensdag, wierd IJsbrand losgelaten.

Den 16, Donderdag. – Wij hoorde tijding, dat de secretaris Balleur eerst bij den kasteleyn de Roock en naderhand op het stadhuis was in arrest gesteld. Behalven dat hij zich meermalen zeer brutaal en onvoorzichtig had uitgelaten, had hij herhaalde malen de woorden Vrijheid, Gelijkheid, etc. boven ene acte, die hij als secretaris tekenen moest, doorgeslagen. Het deed ons zeer aan, voornamelijk ook vanwegen de familie.

Den 17. – De burgemeester Balleur en vrouw bij ons afscheid komen nemen. Wij zagen deze allerbeste menschen met zeer veel leedwezen naar Culemburg vertrekken.

Den 18, Zaturdag. – Niet van belang voorgevallen, alleen hoorde men, dat de secretaris Balleur naar ’s Hage zou overgebracht worden.
Men hoorde ook veel spreken, dat Bommel frans zoude blijven, dan ware gene andere dan onzekere geruchten.

Den 19, Zondag. – ’s Morgens vroeg is Balleur naar ’s Hage onder een eskort van twee dragonders en een Frans officier naar ’s Hage vertrokken..”


Verder dan 19 April 1795 gaat het handschrift voor het voorjaar niet, er bestaat tenminste geen onmiddellijk aansluitend vervolg. Ons resten enkel de aanteekeningen van eenige Juni-dagen, die wij nu tot besluit van dit belangwekkend stukje Bommelsche geschiedenis laten volgen. Over een paar namen, die de belangstelling van oud-Bommelaren hebben gewekt, schrijven wij nog nader.

“Den 12 Junij 1795. – Met de postwagen van Utrecht thuis gekomen; het weer was goed. Wij zaten met ons 12 op den wagen. Te Bommel vonden wij alles wel. Collega kwam mij verwellekomen en zei, dat hij enige onaangenaamheid in den kerkeraad gehad hadde, door enige uitdrukkingen op den preekstoel veroorzaakt.

Den 14 Junij. – Collega preekte ’s morgens. Onder het preken kwam de bode in de kerk en gav een papier aan den coster over. Ik was zeer curieus, was het mogte wezen. Na de preek bragt het de coster bij collega, die het voorlas. Het was ene annonce, dat de tijding van de ratificatie van den vrede
(bedoeld is het op 4 Junij 1795 geratificeerde “tractaat van alliantie” met Frankrijk) gekomen was en dat de landschap besloten had een dankuur te doen houden Woensdag den 17 Junij van halv 11 tot halv 12 uure. Collega van den preekstoel komende zei liever te willen bedanken dan die beurt waar te nemen. Ik zeide, dat wij ons nader zouden bedenken.
Na den middag moest het stuk noch eenmaal voorgelezen worden. Wij waren beide zeer verlegen. ’s Avonds kwam er eene resolutie van het stadhuis, waarbij ik verzogt wierd om als oudste predicant de beurt te vervullen. Dit deed mijn verlegenheid gedurig groter worden. Zonderling was het, dat ik was thuis gekomen; ik had noch een beurt besteld, dan om(dat) de broer van collega onder den professor preken zou en die broer gaarn zag, dat collega daarbij zou tegenwoordig wezen, zo was ik om collega genoegen te geven thuis gekomen. Het was dus ene bijzondere besturing der Voorzienigheid. Ik dagt daarbij: er is veel stof voor ons in Bommel om te danken, en met betrekking tot den vrede: de bloedstorting houd op. Wij zijn geen overheerscht land geworden. Het een en ander deed mij overhellen, schoon met veel bekommering, om die beurt te vervullen.

Den 15 Junij. – Er kwamen vele menschen mij zien, anderen Ds. Camp, die zeer hesiteerde en scheen de beurt niet te zullen waarnemen. Alle menschen, die ik sprak, raden er mij zeer toe aan.

De 16 Junij. – Ds. De Wit kwam bij ons eete en ik vervorderde mijn werk voor den dag van morgen. Werkhoven kwam verzoeken, of onze Toon mede in den trein mogte gaan, dan hebben wij hiervan geëxcuseerd.

Den 17 Junij. – ’s Morgens om ses uure kwamen de burgers reeds in het geweer; te 8 uure, halv negen en negen uure wierd het canon gelost en beurtelings op de klokken gespeeld en geluid. Ten tien uure wierd het canon weer gelost, de afkondiging der ratificatie van het stadhuis voorgelezen met fraay muziek, het welk men had laten komen. Ik begav mij ¼ voor half elf naar de kerk.”




“Collega” is C.H. van Herwerden, predikant te Zalt-Bommel van 1792 tot 1797.
Laatst gewijzigd door Karen op zo jan 03, 2010 8:02 pm, 2 keer totaal gewijzigd.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

Bommelaars in den Franschen tijd.

Bericht door Karen »

- Uit het Zalt-Bommelsch Nieuws- en Advertentieblad, 10/02/1933 –


De vorige maal beloofden wij iets naders over enkele Bommelaars in den Franschen tijd, wier namen de belangstelling van eenige lezers binnen en buiten de stad hebben gaande genmaakt.

Allereerst betreft het hier de familie Prillevitz eind 18de eeuw gehuisvest in het pand van den heer Zoetmulder aan de Markt. Een oud-stadsgenoot meent evenwel dat deze familie, wier leden we in het dagboek van Ds. Kist o.a. als landmeter en als chirurgijn zien aangeduid, in het huis van den heer Conrads in de Waterstraat woont. Wij hebben daarnaar verder onderzocht en kregen van een abonné zelfs een heel stel acten ter inzage; het blijkt dat de bejaarde oud-stadsgenoot, van wie hier sprake is, een goed geheugen heeft: hij had gelijk. Daarnaast, dus waar nu nu de bakkerij-Strik is, stond volgens een acte, in 1823 voor notaris Hoffman van Hove verleden, een huis van Benjamin Philips. Het pand-Zoetmulder was toen eigendom van de weduwe van Ds. Willem van Vloten, Jacoba Johanna Beeckman. Benjamin Philips woonde in voornoemd huis nog in 1828. In deze laatste acte lezen wij als getuige eveneens een oude bekende naam en wel Hub. Joh. Juta, toendertijd zaakwaarnemer van beroep. Een familielid, vemoedelijk de zuster van voornoemde Jacoba Beeckman, was Cornelia Christina Beeckman, eveneens met een predikant gehuwd, n.l. Ds. G. Graadt uit hedel. Deze domineesche had in December 1810, toen de koopacten e.d. nog door de schepenen der stad gepasseerd werden, ten overstaan van Jacob de Virieu en Dionysius Verweyde – ook in vorige artikelen al genoemd – gekocht een huisje in de Gasthuisstraat, waar nu de wed. Vos woont. Dit pand had tot buren D. v.d. Kaay en I. Nicolai. Van een Nicolai repte ook Ds. Kist als leeraar in het Fransch; hij woonde waar thans de meubelfabriek der gebr. Stehmann is gevestigd.

Voorts is gewaagd van den naam Le Balleur. Een lid dezer familie is bekend gebleven om zijn ook hier gereleveerd optreden: hij had in een officieel stuk de aanhef “Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap” met een kloeke kras van zijn ganzeveder doorgehaald en had zich deswege in den Haag te verantwoorden. Hij was secretaris van de (recht)-bank van Driel. Een broer van hem kwam na het vertrek der Franschen als burgemeester aan het bewind. Bizonder interessant is het, de portretten van deze en andere heeren, onder wie den lateren gemeentesecretaris Thooft, eens in de Oudheidkamer te gaan zien. Ook Mestecker of Messteecker is een schepennaam. Tot het terrein aan de Oliestraat, waar vroeger een leerlooierij lag en nu de R.K. kerk staat, behoorde ook een stuk van zekeren Mesteecker.

De familie Kluitmans moet in die dagen wel in aanzien geweest zijn. Niet alleen dat een harer de katholieken in Januari 1795 in de vroedschap kwam vertegenwoordigen – het was een zéér welgestelde familie – maar aan een oud almanakje in de Oudheidkamer ontleenen wij zelfs, dat een zekere G. Kluitmans in 1799 regent van het Groote Bommelsche Gasthuis was, waarschijnlijk nog een gevolg van de koersverandering, welke uit het roomsche volksdeel een representant in dit bestuur deed betrekken, die later geen opvolger uit eigen kring meer zou krijgen.

Wie overigens nog meer over het later voortleven van bekende Bommelsche namen wil weten, kunnen wij verwijzen naar onze artikelen uit de Nutsnotulen (1929) uit de eerste helft der vorige eeuw en later, waarvan men eveneens in de Oudheidkamer een gebundeld exemplaar kan vinden.
Karen
Berichten: 46
Lid geworden op: za jun 13, 2009 6:58 am

Door een Hollandse winter

Bericht door Karen »

En nu ontdekte ik, dat er deze maand een boek over verschijnt :shock:
 
 

Door een Hollandse winter
De predikant, de hofdame en de revolutie van 1795
door Caroline Hanken

Afbeelding
Herfst 1794, de vooravond van de Bataafsche Republiek. Het Franse leger is in aantocht. De godsvruchtige dominee Kist volgt de oplopende spanningen van dag tot dag. Hij ziet de vreugde van de patriotten en de paniek van het corrupte stadsbestuur. Zijn de Fransen vriend of vijand? Hij bidt tot de Almachtige dat Hij ons zal redden. En dan valt de winter in. Bij vijftien graden onder nul marcheren de Fransen over de bevroren rivieren naar het noorden. Een Franse hofdame ontvlucht Utrecht met haar dochter en twee bediendes. Opgejaagd door haar revolutionaire landgenoten maakt ze een barre tocht via Leiden, Amsterdam, Alkmaar en Den Helder naar Zaltbommel en Breda. Sneeuw en ijs trotserend, dwars door de chaos. Een waargebeurd verhaal, voor het eerst verteld. De Franse en de Bataafsche revolutie komen samen in een Hollands winterlandschap.

Zondag 24 januari 2010 is Caroline Hanken te gast in het tv-programma Boeken op Nederland 1, van 11.20 - 12.00 uur. Presentatie: Wim Brands.
Bron : Uitgeverij Augustus
JokevdBogaard
Berichten: 6
Lid geworden op: vr jul 23, 2010 6:22 pm
Locatie: Zaltbommel

Franse Revolutie

Bericht door JokevdBogaard »

Nu een tentoonstelling in het Stadskasteel over dit dagboek van Dominee Kist
JokevdBogaard
Berichten: 6
Lid geworden op: vr jul 23, 2010 6:22 pm
Locatie: Zaltbommel

nominatie

Bericht door JokevdBogaard »

Mevrouw Hanken is met bovengenoemd boek genomineerd voor de Libris-geschiedenisprijs en staat op de longlist.
adwardrob
Berichten: 1
Lid geworden op: wo dec 26, 2012 7:23 am

Bericht door adwardrob »

hey! Ik ben een nieuw lid van dit forum en ik ben zo opgewonden na de toetreding tot dit forum!
bedankt voor de informatie !!!
:) :D 8) 8)
Plaats reactie